De Nederlandse
Koekrant, februari 2003, verslag Ir. C. H. Cazemier.
"Integrale
aanpak van landbouwproblemen in het domein van de toenemende meeropbrengst
Onderstaande tekst kan gezien worden als een samenvatting van de inleiding
van Dr. Ir. J. van Bruchem (Departement
Dierwetenschappen Landbouwuniversiteit Wageningen) op
de ledenvergadering van de FH-vereniging op 3 december j.l.
Aansluitend hierop deed de heer Thijs Scholten, veehouder te Dalfsen,
verslag van zijn ervaringen met de toepassing van de ideeën van Van
Bruchem op zijn bedrijf sinds 1996.
Deze aanpak wordt
ontwikkeld, onderzocht en gepropageerd door het PMOV, het platform voor
natuurlijk duurzame en economisch gezonde multifunctionele ruimte, waarvan
Van Bruchem adviseur is. In PMOV werken samen de proefboerderijen
A. P. Minderhoudshoeve (Dronten) en De Ossekampen
(Wageningen) en de milieucoöperatie Vel en Vanla in
N. O. Friesland.
Binnen deze aanpak, ook
wel nieuwe landbouw genoemd, groeien gangbare en biologische landbouw naar
elkaar toe. Gestreefd wordt naar
structuurrijke eiwitarme rantsoenen, koeien in de weide zonder gevaar voor
teveel stikstofverliezen, welriekende (drijf)mest met een ruime koolstof/stikstofverhouding.
Een en ander
gaat gepaard met een stapsgewijze verlaging van de kunstmestgift, een
biologisch meer actieve, gezondere en van nature meer vruchtbare bodem.
Het gras kent een ruimere energie/eiwitverhouding hetgeen zich vertaalt in
een betere natuurlijke weerstand in planten en dieren, waarbij de
productie op peil blijft. Bij elkaar vormen deze factoren de basis voor
een beter economisch bedrijfsresultaat.
De stikstofbenutting in de
melkveehouderij is van 50% in de jaren 1950-'60
gedaald naar 20% in de jaren 1980-2000, gepaard gaande met een
voortdurende toename van de stikstofbemesting. Het bereiken van een hogere
stikstof-efficiëntie, zo is in PMOV verband ervaren, moet met name
gezocht worden in de bodem. 'Het kleinvee in de bodem
(bacteriën, schimmels) is in dit verband belangrijker dan het grootvee
erop'.
Belangrijk uitgangspunt in
de hele opzet is dat deze in sterke mate steunt en wil steunen op
intensieve samenwerking tussen wetenschap en praktijk (ervaringskennis van
de boer). Daarbij is steeds het bedrijf in zijn totaliteit in het
vizier. O.a. door deze benadering kon worden vastgesteld dat het een
misvatting is te denken dat door een hogere productie per koe, de N-benutting
kan worden verbeterd. Op bedrijfsniveau gezien is o.m. door de noodzaak
van een hogere N-aanvoer, het tegendeel het geval.
Ten aanzien van de
konsekwenties van deze aanpak voor de fokkerij, stelt Van Bruchem dat
opvoering van de stikstofbenutting door steeds hogere productie per dier
niet werkt. Het koegewicht per 1000 kg geproduceerde melk neemt toe
bij hogere producties per koe. Zijn inziens moet gestreefd worden
naar een hoge genetische aanleg voor eiwitgehalte (tenminste 4%) waardoor
in het rantsoen met een lager eiwitgehalte kan worden volstaan (kritiek
uit de vergadering: hoog eiwitgehalte x hoog eiwitgehalte leidt tot een
lagere melkproductie). Hoge
INET cijfers worden voor een groot deel gerealiseerd uit een negatieve
energiebalans, met veel (glucose-)stress voor de koe. Waar het gaat om te
komen tot een betere stikstofbenutting is de ranglijst van CR Delta
een chaos. Gewenst zijn vitale koeien die met gemak 10 jaar kunnen
worden (vervangingspercentage 20%), die zich met 'opgeheven'
kop door de wei beter bewegen en zeker niet uitblinken door grootte.
In overeenstemming met het idee van nauw samenspel tussen wetenschap en
praktijk, deed Thijs Scholten in zijn verhaal verslag
van de toepassing van de PMOV aanpak op zijn bedrijf. Het behoeft geen
verwondering te wekken dat hier een boer aan het woord kwam, wiens
ervaringen in dit kader gunstig zijn. Hij verheelde overigens niet soms
ook wel eens moeite te hebben, de theorieën van Van Bruchem te volgen.
Aandachtspunten.
-
Het werken met
structuurrijk eiwitarm ruwvoer werkt gunstig uit. Het maakt je als
boer bewust van het bodem - plant - dier systeem. De koe is er niet
alleen voor de melk, maar ook voor de mest.
-
Er worden de laatste
jaren op het bedrijf vrijwel geen droogzetters meer gebruikt. Er is
minder chemie op het bedrijf. Met homeopathie zijn wisselende maar
overwegend wel positieve resultaten bereikt.
-
Maďs is grotendeels
uit het rantsoen verdwenen. Maďs vergt aanvoer van veel eiwit,
tegenwoordig vaak uit genetisch gemanipuleerde grondstoffen.
-
Een zgn. emissie
arme stal is niet meer nodig. Aan de MINAS normen kan vrij gemakkelijk
worden voldaan.
-
We moeten zuinig
zijn op alle bodemleven.
-
Er wordt maximaal
25 kg krachtvoer per 100 kg. melk gevoerd.
-
Het ruw-eiwitgehalte
in het totale rantsoen is ca. 150 gr / kg droge stof.
-
In de boxen wordt
gemalen stro gebruikt; er komt daardoor meer ruwe celstof in de mest.
-
De koeien zijn
rustiger en hebben een betere gezondheid (klauwen, uiergezondheid);
zij hoeven minder 'op hun tenen' te lopen, hetgeen prettiger boert.
-
De melkproductie is
licht gedaald, met een wat ruimere vet / eiwitverhouding.
-
De fokkerij heeft
steeds op het maximum gelet, maar in de loop der jaren onze koeien
minder efficiënt gemaakt; zij dreigen steeds magerder te worden.
Inmiddels wordt in ruime mate Brown Swiss ingezet. Het is een sterkere
iets meer bespierde koe met meer levensduur en een goed eiwitgehalte
in de melk. Overigens tilt Scholten minder zwaar aan het ras dan aan
een verstandige fokrichting."
De
webmaster waarschuwt er voor dat de besproken inzichten door sommige Wageningse wetenschappers worden tegengesproken.
|